Het dodelijke beleg van Sluis
Het beleg van Sluis, gezien vanuit het kamp van prins Maurits. Op de draagbaar een gewonde.
Drie maanden lang duurde het beleg dat prins Maurits (foto ) sloeg voor Sluis. Drie maanden waarin hij probeerde de stad uit te hongeren. Dat lukte.
Hoeveel doden er die zomer van 1604 in Sluis vielen, weet niemand. Waarschijnlijk stierven alleen al ongeveer duizend roeislaven de hongerdood.
In onze geschiedenisboeken vind je dat aantal niet; er wordt nauwelijks over het beleg van Sluis geschreven. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het beleg van Leiden (1573-1574) was er in Sluis niemand die opschreef hoe het de inwoners verging.
Van Spaanse zijde hebben we een verslag van Pompeo Giustianiano, maar hij was er niet zelf bij, en heeft alles van horen-zeggen.
Het enige echte ooggetuige-verslag van het beleg komt van een soldaat in het leger van Maurits. Broer Jansz noteerde alle heldendaden van de prins, en publiceerde die in de vorm van dunne boekjes.
Broer Jansz
Rechts het boekje van Broer Jansz over het beleg van Sluis (klik erop om deze titelpagina groter te maken)
Pompeo Giustianiano schrijft dat er veertien- tot vijftienhonderd roeislaven in Sluis waren, toen het beleg half mei een aanvang nam.
Bij Broer Jansz lezen we dat drie maanden later, toen de Spanjaarden zich overgaven, nog ongeveer 400 roeislaven in leven waren. Voor hen wilden de Spanjaarden geld zien.
Letterlijk schrijft Broer Jansz dat de Spanjaarden "zoveel van hun moren houden dat ze bij hun overgave voor de vierhonderd slaven 400.000 gulden eisten, die de Koning toekwamen, omdat ze met diens geld waren gekocht".
Sarcasme
Hoevéél de Spaanse Koning van zijn slaven hield, kon je zien – schrijft Broer Jans sarcastisch – "aan hun zwarte, magere en verbrande lichamen, zodat ik liever bij wijze van spreken een hond zou willen zijn, dan des Konings eigen of gekochte slaaf."
"Met schreyende ooghen vertelden" de slaven hem wat ze in Sluis hadden moeten ondergaan. Hoe ze van de honger op het leer van hun schoenen hadden gekauwd, hoe ze honden en katten hadden gegeten, "en andere onetelijke dingen".
Toen de Spanjaarden hen zelfs geen snee brood meer gaven, hadden de slaven buiten de wallen soutenelle geplukt, schrijft hij
Je leest hier ook over in Piratenzoon. Dankzij die soutenelle overleeft een aantal slaven de uithongering.
Toen de verslagen Spanjaarden via de Westpoort de stad verlieten, zag Broer Jansz hoe de bevrijdde slaven op de wallen zaten en toekeken.
Broer Jansz schrijft: "Toen de gardianen, die hen zo dikwijls op het lijf geheslaghen hadden, langs liepen schreeuwden de slaven hen gheweldich na, blij wezende dat sij ervan verlost waren".
Medelijden
Broer Jansz had duidelijk medelijden met de broodmagere moren. De Spaanse soldaten hadden zich bij het eten moeten beperken, "maar zij hebben tot het laatst toe nog brood gehad", en toen ze vertrokken "zagen ze er nog kloek uit".
Over de (katholieke en Spaansgezinde) bevolking van het stadje, dat toch ook zeer onder het beleg te lijden moet hebben gehad, meldt Broer Jansz niets. Ook zwijgt hij over de katholieke gezinnen uit de streek rond Sluis, die uit angst voor de protestantse Maurits naar de stad waren gevlucht en daar ook honger leden.
Bodemvondsten
Soms vinden we op andere manieren bewijzen voor de angst die de katholieken in Sluis koesterden voor de protestantse soldaten. Vlak voor het beleg begon stopten velen stiekem hun waardevolle bezittingen ergens in de grond.
Als die mensen tijdens het beleg stierven, raakte de precieze plaats soms vergeten. Eeuwen later worden die kostbaarheden dan wel eens bij toeval opgegraven .
Nieu Victorieliedt
Over de "zeer grote nood" binnen Sluis en over de roeislaven gaat ook het Nieu Victorieliedt, geschreven in 1606. Dat lange gedicht vertelt over het beleg en in de inname van Sluis. De (onbekende) schrijver meldt ook het aantal van vierhonderd overlevende moren. Een fragment uit het gedicht:
Originele tekst
In de stadt Sluys, verstaet wel mijn,
Waren vijf duysent soldaten,
met noch thien stercke galleyen fijn,
Die moesten sy alle daer late,
Noch omtrent vier hondert slaven minjoot
Moesten sy vrij gheven cleyn ende groot
Seer weynich tot haerder baten.
Binnen Sluys was seer grooten noot
Van zout en ander spijs mede.
In derthien dagen hadden sy gheen broot,
Oock alle de soldaten mede,
Soo dat sy waren in zwaer dangier,
En maeckten daer al een groot ghetier,
Ter Sluys binnen der stede
Doen hebben die van Sluys, gelijcker handt
Eenen radedt t'samen ghesloten
Om hun te geven graef Mauritz handt.
|
Vrije vertaling
In de stad Sluis, versta mij goed,
waren vijfduizend soldaten
met ook nog tien mooie, sterke galeien,
die moesten zij alle achterlaten.
Net als ongeveer vierhonderd slaven,
die moesten zij vrijlaten, klein en groot,
daar hadden zij weinig profijt van.
Binnen Sluis was groot gebrek
aan zout en ander voedsel.
Al dertien dagen hadden zij geen brood,
de soldaten ook niet,
zodat ze in groot gevaar verkeerden.
Daarover maakten ze veel lawaai
in de stad Sluis.
Toen hebben de inwoners van Sluis samen
op een vergadering besloten
om graaf Maurits de hand te geven.
|
Overgave
Die overgave werd ten slotte getekend in het kasteel van Sluis
De eis van de Spanjaarden om betaling voor de slaven werd van de hand gewezen. Wel mochten de Spanjaarden in volle uitrusting, dus met al hun wapens (behalve de zware kanonnen), de stad verlaten, zonder dat hun een haar werd gekrenkt.
Hun vertrek was voorgoed . Sluis was voor altijd in handen van de Republiek. Als het beleg was mislukt had de regering in Den Haag heel Zeeuws-Vlaanderen misschien wel opgegeven, en had dat gebied nu bij België gehoord. Nog altijd voelen veel inwoners zich meer Vlaming dan Nederlander.
Heuveltje
Het grote kasteel van Sluis bestaat niet meer. De stenen zijn gebruikt om er dijken van te maken, langs de Westerschelde. Wie tegenwoordig Sluis binnenrijdt vanaf de kant van Retranchement, ziet vlak vóór de stad aan de linkerkant een onopvallende verhoging in een weiland.
Die kleine heuvel is het laatste restant van het kasteel dat vanaf de veertiende eeuw tot de grootste en sterkste van Europa behoorde.
Met zijn zestien torens en tientallen kanonnen beheerste het kasteel de stad, de nabije omgeving en een deel van het Zwin , de lange zeearm die Sluis verbond met de zee. Zie ook de afbeelding hiernaast (klik erop om hem groter te maken)
Meer weten?
Wil je meer weten? Bestudeer zelf de bronnen (boeken en artikelen), die schrijver Rob Ruggenberg over dit onderwerp heeft gelezen.
|